16 maart 2021.
Nationale ombudsman: Gemeenten bouwen nog steeds te weinig standplaatsen.
De Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen heeft op 8 maart 2021 een brief geschreven aan minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse zaken over de voortgang van het gemeentelijk woonwagenbeleid.
Van Zutphen schrijft, dat hij in mei 2017 het rapport ‘Woonwagenbewoner zoekt standplaats, onderzoek naar de betrouwbaarheid van de overheid voor woonwagen-bewoners’ heeft uitgebracht met de oproep aan het Rijk en gemeenten om de mensenrechten van woonwagenbewoners te waarborgen door voldoende standplaatsen te realiseren.
Hij vertelt dat hij sindsdien gesprekken heeft gevoerd met woonwagenbewoners, medewerkers van het ministerie van Binnenlandse Zaken, de VNG en andere organisaties die betrokken zijn bij het woonwagenbeleid. Hij wil nu – drie jaar na het uitkomen van het rapport – zijn zorgen met minister Ollongren delen.
Ontwikkelingen bij de overheid na mei 2017.
Hij stelt vast dat er op papier het nodige is gebeurd: Allereerst heeft het ministerie in 2018 samen met woonwagenbewoners, gemeenten, woningcorporaties en andere betrokkenen een nieuw beleidskader ontwikkeld. Het “Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsbeleid” is daardoor niet meer gericht op ‘uitsterven’, maar op het waarborgen van de culturele identiteit van woonwagenbewoners. Hij is te spreken over de wijze waarop dit beleidskader tot stand is gekomen, waarin de mensenrechten van woonwagenbewoners voorop staan. Dit beleidskader is op 12 juli 2018 gepresenteerd tijdens een feestelijke bijeenkomst op het ministerie van Binnenlandse Zaken door Secretaris- generaal Maarten Schurink namens minister Ollongren het nieuwe beleidskader aangeboden aan de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen. Naast vertegenwoordigers van gemeenten, VNG, IPO en Aedes, medewerkers van het ministerie van BZK, het College voor de Rechten van de Mens, waren organisaties van woonwagenbewoners, Roma en Sinti , PILP en belangenbehartigers die een bijdrage hebben geleverd uitgenodigd.
Verwachtingen en initiatieven
Dit schiep bij hem en bij woonwagenbewoners de nodige verwachtingen.
Als hij kijkt naar wat er vervolgens op lokaal niveau is gebeurd, ziet van Zutphen het volgende. Uit gemeentelijke berichtgeving en signalen van woonwagenbewoners blijkt dat een deel van de gemeenten bezig is met een behoefte inventarisatie voor standplaatsen en de ontwikkeling van nieuw beleid. Uit verschillende gesprekken heeft hij vernomen dat een deel van de gemeenten nog steeds worstelt met het onderwerp, omdat er ook voor veel andere groepen een woningtekort is, grond schaars is en de woonvorm van woonwagenbewoners te duur zou zijn. Ten slotte vindt een deel van de gemeenten woonwagenbewoners een lastige doelgroep. Dat blijkt o.a. uit het feit dat het College voor de Rechten van de Mens inmiddels een paar keer heeft geoordeeld dat gemeenten discrimineerden door geen reëel zicht te bieden op een leven in een woonwagen. Maar ook op basis van een rondvraag van de NOS, waarin de NOS op 3 oktober 2020 concludeert dat de helft van de ondervraagde gemeenten geen onderzoek heeft gedaan naar de behoefte die er is aan standsplaatsen.( NOS: Woonwagenbewoners moeten lang wachten op standplaats)
Als positieve initiatieven noemt de ombudsman dat de VNG werkt aan een handreiking voor gemeenten. Zij heeft aan het adviesbureau Companen en Ploum advocaten de opdracht gegeven om deze handreiking te ontwikkelen. De verwachting is dat deze medio april 2021 uitkomt.
Ook verwijst de Ombudsman naar de opdracht die het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft gegeven aan het adviesbureau Companen om een rapport op te stellen met de meting en ontwikkelingen van het aantal standplaatsen in gemeenten. Het is de bedoeling dat deze binnenkort in maart gaat uitkomen. Minister Ollongren heeft namelijk op 12 oktober 2018 bij de presentatie van de eerste nulmeting met als titel: “Woonwagenstandplaatsen in Nederland 10 oktober 2018 Eindrapportage” in haar aanbiedingsbrief nulmeting woonwagenstandplaatsen beloofd, dat de Tweede Kamer elke twee jaar een rapportage krijgt over het aantal standplaatsen.
De ombudsman constateert dat daarmee de papieren werkelijkheid voor een deel is verbeterd, maar de alledaagse praktijk van de meeste woonwagenbewoners nog niet. Er zijn nog te weinig standplaatsen bij gekomen.
Wat woonwagenbewoners merken van de ontwikkelingen
Reinier van Zutphen is in de afgelopen jaren in gesprek gebleven met woonwagen-bewoners om van hen te horen wat zij merken van de ontwikkelingen. Hij ontving klachten, is op bezoek gegaan op woonwagenlocaties en heeft met woonwagenbewoners en hun vertegenwoordigers gebeld. Veel woonwagenbewoners die hij sprak, vertellen dat er in de praktijk weinig is veranderd sinds 2017. Soms weten ze dat de gemeente een behoefte inventarisatie heeft gedaan of bezig is met nieuw beleid. Maar vervolgens horen deze burgers niets meer van hun gemeente of worden de mooie woorden ingetrokken. Ze weten vaak niet of er meer standplaatsen bijkomen, of zij daarvoor in aanmerking komen en op welke termijn er standplaatsen bijkomen. Een enkeling vertelt over de impact van discriminerende uitspraken van bestuurders.
Onderzoeken
Zijn beeld over de ervaringen van woonwagenbewoners, ziet hij bevestigd door een recent onderzoek ( alleen in het Engels gepubliceerd) van het Bureau van de Europese Unie voor de Grondrechten. Daaruit blijkt dat 98% van alle Sinti en Reizigers in Nederland vindt dat er onvoldoende standplaatsen zijn. Bovendien ervaren veel Roma in Nederland (69%) discriminatie bij het zoeken naar een woning. Voor Belgie is een hetzelfde onderzoek wel in het Nederlands uitgebracht. Conclusie: veel woorden, weinig extra standplaatsen.
Het onderzoeksprogramma Pointer bevestigd dit standpunt in een tweetal uitgebreide reportage op 20 en 21 januari 2021 met de titels: “Waarom standplaatstekorten al decennialang niet worden aangepakt” en “Groot tekort aan woonwagenstandplaatsen al 20 jaar nauwelijks aangepakt” en een interactieve pagina : “Al twintig jaar een groot tekort aan woonwagenstandplaatsen in Nederland”.
Dringende oproep aan het Rijk.
Tenslotte stelt de nationale Ombudsman dat de toch al complexe relatie tussen woonwagenbewoners en overheid verder onder druk te staan, omdat deze burgers onvoldoende zicht hebben op wat ze van de overheid kunnen verwachten. Die onzekerheid voedt wantrouwen, ook als de overheid er met de beste bedoelingen mee aan de slag is gegaan. Hij heeft begrip voor de financiële en praktische uitdagingen voor de overheid.
Deze zijn echter geen reden voor een trage implementatie van de mensenrechten van woonwagenbewoners. Hij verwacht dat het ministerie voortvarend met dit onderwerp aan de slag gaat en samen met gemeenten zoekt naar oplossingen. Daarbij is nog steeds een regierol voor het Rijk weggelegd als de implementatie stagneert. Het Rijk is immers eindverantwoordelijk voor het waarborgen van mensenrechten. Hij kondigt aan dat hij met minister Ollongren of haar opvolger in gesprek zal gaan.
De brief van de nationale Ombudsman is hier te downloaden: Nationale Ombudsman Brief Wwb Aan Minister Ollongren Ministerie BZK 5 Maart 2021