25 september 2018
28 augustus 2018. B & W van de gemeente Heusden discrimineert een vrouw doordat zijn huisvestingsbeleid haar geen reëel zicht geeft om zelfstandig te wonen in lijn met haar woonwagencultuur.
Dit is de eerste uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens nadat minister Kaysa Ollongren op 12 juli 2018 het nieuwe “Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid” heeft gepresenteerd. Deze uitspraak over de gemeente Heusden is interessant omdat het College in haar onderbouwing de gemeente erop wijst, dat zij de nieuwe beleids- uitgangspunten in het Rijksbeleid in haar huisvestingsbeleid op zo’n manier moet opnemen, dat woonwagenbewoners niet langer gediscrimineerd worden.
Woonwagenbewoonster, van beroep kermisexploitant,inwonend bij ouders zoekt al jaren een standplaats.
De zaak was aangespannen door een woonwagenbewoonster die inwoonde bij haar ouders op een woonwagenlocatie met 5 stand- plaatsen in Heusden. Zij is geboren in een woonwagen en woont daar haar hele leven in familieverband. Verzoekster beschouwt zichzelf als een woonwagenbewoner. Zij geeft aan dat zij alleen in die zin van andere woonwagenbewoners in de gemeente verschilt dat zij een gedeelte van het jaar voor haar beroep als kermisexploitant in de woonwagen rondtrekt. Zij wacht al jaren op een standplaats voor de woonwagen en mogelijk bedrijfsruimte, maar de gemeente Heusden heeft een beleid, waarbij op de andere locaties in de gemeente in plaats van woonwagens, woonwagenwoningen worden aangeboden en waar mogelijk de huurwoonwagens worden verkocht. Er zijn geen plannen om nieuwe standplaatsen aan te leggen.
Het College voor de Rechten van de Mens wijst de gemeente op het nieuwe beleid.
In de uitspraak haalt het College verschillende zaken uit het Beleidskader aan die in de toekomst ook bij andere gemeente verder een rol gaan spelen en uitgediept zullen worden. Hopenlijk gebeurt dat nu in aangepast woonwagenbeleid in gemeenten en bij woning- corporaties en hoeft het College minder ingeschakeld te worden.
Kermisexploitanten behoren tot bevolkingsgroep woonwagenbewoners met eigen cultuur
Het College bevestigt ten eerste, dat kermisexploitanten gerekend kunnen worden tot de bevolkingsgroep van woonwagenbewoners met een eigen cultuur . Zij zijn op basis van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aan te merken als een etnische groep en kunnen daarom een beroep doen op de grond ‘ras’. Verzoekster kan naar het oordeel van het College worden gerekend tot de bevolkingsgroep van woonwagenbewoners met een eigen cultuur en een beroep doen op de bescherming van de AWGB.
Tijdelijke leegstand van standplaatsen wegens bedrijfsactiviteiten geen grond voor weigering standplaats.
Het College is van mening dat de aanvraag voor een woonwagen- standplaats wel, maar de aanvraag om een stuk grond waarop zij (mede) het beroep van kermisexploitant kan uitoefenen, niet onder de reikwijdte van artikel 7a AWGB valt. Wel interessant is dat het beroep van kermisexploitant met zich meebrengt, dat men vaak vele maanden van het jaar niet persoonlijk of met de kermiswagen op de standplaats aanwezig is. De gemeente gaf aan hier problemen mee te hebben, omdat dit in strijd zou zijn met de huisvestingsverordening, waardoor er geen huisvestingsvergunning zou kunnen worden verstrekt. Het College geeft aan dat B&W dit praktisch kunnen oplossen omdat zij zelf immers de Huisvestingsverordening vaststellen. Dit zou voor woonwagenbewoners die vanwege een deel van het jaar niet op hun standplaats of in hun woonwagen aanwezig zijn, omdat zij door handelsactiviteiten in binnen-of buitenland vertoeven ook goed nieuws kunnen zijn. Er zijn gemeenten en woningcorporaties, zoals o.a.Borne, in hun huurcontracten hebben staan dat bij lange afwezigheid de huurovereenkomst wordt ontbonden en dan bewoners van hun standplaats afzetten.
Gemeente moet voorzien in gelijkwaardig aanbod van standplaatsen en woningen
Het College stelde vast dat er in Heusden een onaanvaardbaar verschil was in het huisvestingsbeleid tussen de wachttijd van een woning- zoeker in de sociale sector, namelijk 10,4 maand en de wachttijd voor woonwagenwoning van 10 jaar. De woonwagenbewoonster, die al zes jaar geleden een verzoek had ingediend, had hierdoor geen reëel uitzicht op het wonen in een eigen woonwagen. Het College stelt vast dat verzoekster ook geen reëel zicht geeft op het bewonen van één van de 24 woonwagenwoningen, nog daargelaten de vraag of een woonwagenwoning, die geheel van steen en direct met de grond verbonden is, aansluit bij de woonwagencultuur zoals verzoekster die beleeft.
Deze opmerking of een geheel van steen en direct met de grond verbonden woonwagenwoning wel aansluit bij de woonwagencultuur sluit aan jurisprudentie en het “Beleidskader gemeentelijk woonwagen-en standplaatsenbeleid”,dat stelt dat het wezenskenmerken van de identiteit van woonwagenbewoners is: het wonen in een woonwagen waarbij familieverbanden in onderlinge verbondenheid een belangrijke rol spelen.
U kunt het de volgende documenten hieronder downloaden:
Uitspraak 28 augustus 2018. College voor de Rechten van de Mens Heusden Oordeel 2018-90: Heusden Gemeente Heusden Vrouw Inwonend 2018- 90 CvRM 2 Augustus 2018 Volledig