Mensenrechten comités NJCM en PILP ondersteunen Woonwagenbewonersvereniging Gouda.
31 oktober 2016 .
Mr. dr. Marloes van Noorloos, namens het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten ( NJCM) en Mr. Jelle Klaas & mr. Leonie Huijbers, namens het Public Interest Litigation Project (PILP) hebben op 18 oktober 2016 een brief geschreven aan het College voor de Rechten van de Mens. Zij willen daarmee de Woonwagenbewonersvereniging Gouda ondersteunen, die bij het College een zaak hebben aangespannen tegen de gemeente Gouda en de Staat. De kop van deze brief luidt: “Woonwagenbewonersvereniging Gouda tegen gemeente Gouda en de Staat.”
Op de website van PILP wordt een toelichting gegeven, waarom zij ervoor gekozen hebben om een aparte brief te schrijven aan het College:
“In een zaak bij het College van de Rechten van de Mens over het woonwagenbeleid van de gemeente Gouda komt ook het Rijksbeleid ter sprake. Het PILP-NJCM dient een opiniebrief/Amicus Curiae in om dit Rijksbeleid nader toe te lichten. Daarbij kijkt het naar het mensenrechtelijk kader dat van toepassing is op de door Rijksoverheid verstrekte richtlijnen. De brief geeft inzicht in de rechten van woonwagenbewoners en de verplichtingen van de Nederlandse overheidsorganen. Het PILP-NJCM verzoekt het College om de aangevoerde mensenrechtenstandaarden mee te nemen in haar oordeel”
In de brief leggen de juristen van NJCM en PILP uit, dat het uitsterfbeleid van gemeenten in Nederland is bevorderd door de discriminerende richtlijnen die de Rijksoverheid heeft gegeven aan gemeenten ten aanzien van het gemeentelijk woonwagenbeleid. In 2007 heeft het toenmalige het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VROM ) een brochure voor gemeente geschreven met als titel: “Werken aan Woonwagenlocaties.Handreiking voor Gemeente: Over Beleid en Handhaven’ (Handreiking Woonwagenlocaties)” Werken Aan Woonwagenlocaties VROM 2007
In deze brochure noemt de Rijksoverheid vijf mogelijke vormen van woonwagenbeleid, waaruit gemeenten een keuze zouden kunnen maken. Drie van de vijf keuzemogelijkheden leiden in de dagelijkse praktijk tot het verdwijnen van woonwagenstandplaatsen (uitsterfbeleid of afbouwbeleid ) en vermindering van toegang standplaatsen voor woonwagenbewoners omdat ook andere woningzoekenden die geen woonwagenachtergrond standplaatsen krijgen toegewezen. (woonvisiebeleid) .
De juristen Van NJCM en PILP betogen dat m.b.t. de eerste drie beleidsvormen uit de Handreiking Woonwagenlocaties kan worden geconcludeerd dat deze de kern van de levenswijze van Roma, Sinti en woonwagenbewoners aantasten, doordat ze het moeilijk dan wel onmogelijk maken voor woonwagenbewoners om uitdrukking te geven aan hun woonwagencultuur. Uit het feit dat de Rijksoverheid deze drie beleidsopties aandraagt, kan worden geconcludeerd dat het daarmee niet alleen verantwoordelijk is voor het gedogen van deze (vermoedelijk) discriminerende beleidsvormen, maar ook voor het actief aanmoedigen van het voeren daarvan.
In de brief wordt tevens een beeld geschetst geschetst van de toepasselijke internationale mensenrechtenstandaarden zoals uitgewerkt door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), het Europese Comité inzake Sociale Rechten (ECSR), de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI), het VN-Mensenrechtencomité en het VN-comité tegen rassendiscriminatie (CERD).
De zitting van het College voor de Rechten van de Mens is op 1 december 2016. De briefschrijvers verzoeken het College om tijdens de zitting en bij de beoordeling ook het Rijksbeleid kritisch tegen het licht te houden. Zij verwijzen daarbij ook naar het onderzoek van de Nationale Ombudsman naar de mensenrechtensituatie van woonwagenbewoners ni Nederland dat op 31 augustus 2016 is van start gegaan.
In de onderstaande brief is de gehele tekst na te lezen.
Amicus-Curiae-College-voor-de-Rechten-van-de-Mens-Gouda-Rijk-PILP-20161019-2