Inventarisatie Jan Schneider en Tom de Booij weinig rooskleurig over woonbeleid gemeenten voor woonwagenbewoners
In de vorige nummers van Het Wiel is regelmatig geschreven we over de activiteiten van Jan Schneider (beter bekend als Klompen Jan) en Tom de Booij naar aanleiding van het rapport Woonwagenbewoners in Nederland 2011 . Omdat de minister dit naliet, hebben Jan en Tom eigenhandig het beleid van gemeenten inzake standplaatsen geïnventariseerd. De stand van zaken? Voor kinderen van woonwagenbewoners is er nauwelijks nog toekomstperspectief als het gaat om het wonen in een woonwagen.
Geen standplaatsen
Aanleiding voor Tom de Booij en Jan Schneider om dan maar eigenhandig alle colleges van B en W in het land aan te schrijven. Doel: de stand van zaken met betrekking tot standplaatsen in kaart brengen. De colleges wordt gevraagd naar het aantal standplaatsen, het aantal personen op de wachtlijst en of en hoeveel standplaatsen de gemeenten de komende vier jaar van plan zijn aan te leggen.Verrassend genoeg heeft de actie van de twee – want zij vertegenwoordigen geen organisatie -succes. Bijna 90 procent van de 408 gemeenten reageert. Daarvan hebben 64 gemeenten geen standplaatsen en geven slechts 13 gemeenten aan geen gegevens te willen verstrekken. 70 Gemeenten laten weten nog met een inhoudelijke reactie te komen. Het is, voor een volledig beeld, te hopen dat zij dat ook doen. Uit de antwoorden van de overige gemeenten met standplaatsen – ongeveer de helft van het totaal aantal gemeenten – komt een weinig optimistisch beeld naar voren. Slechts 14 gemeenten geven aan dat zij de komende vier jaar van plan zijn nieuwe standplaatsen aan te leggen. Of dit voor de wachtlijst is of ter vervanging van oude standplaatsen wordt uit de antwoorden niet duidelijk. Daarentegen zeggen maar liefst 148 gemeenten dat zij de komende vier jaar geen standplaatsen zullen aanleggen. Het gaat daarbij onder meer om gemeenten met rond de 100 of meer standplaatsen, zoals Amersfoort ( 139 standplaatsen), Amsterdam (1 71 ), Apeldoorn (261), Bergen op Zoom (9 1), Den Haag (233), ‘s-Hertogenbosch 167), Rotterdam ( 118). Lang niet alle gemeenten houden nog wachtlijsten bij, zo blijkt ook uit het onderzoek. Maar van het overgrote deel van de gemeenten die dat wel doen zijn de wachtlijsten in verhouding tot het aantal standplaatsen fors. Zo telt Amsterdam 60 standplaatszoekenden, Bergen op Zoom 42, Den Haag 63, s’-Hertogenbosch 80. De gemeente Coevorden springt eruit in dit rijtje met 69 standplaatsen en maar liefst 75 standplaatszoekenden.
Uitsterfconstructie
Zeven gemeenten in het onderzoek geven onomwonden aan dat zij een “uitsterf-constructie” hanteren. Dat wil zeggen dat vrijkomende standplaatsen niet meer worden verhuurd maar zullen worden opgeheven. Het zijn allen kleine centra-gemeenten met tussen de 2 standplaatsen (Holten- Rijssen) en 25 (Heusden). De colleges van de twee grote centra gemeenten Rotterdam en Den Haag zeggen dat het standplaatsenbestand “bevroren” wordt. Dit houdt in dat er in elk geval geen nieuwe standplaatsen meer worden aangelegd. Den Haag maakt het overigens wel erg bont door in de regionale Huisvestingsverordening Haaglanden 2012 op te nemen: “Standplaatszoekenden kunnen een voorrangsverklaring alleen aanvragen wanneer zij bereid zijn in een reguliere woning te wonen.
Volgens Jan Schneider en Tom de Booij toont het onderzoek aan dat het schier onmogelijk wordt voor kinderen om straks nog een standplaats te bemachtigen. Zij willen de situatie In Nederland nu gaan aankaarten bij het Europees Comité voor Sociale Rechten. Dat in navolging van onze zuiderburen: de Belgische regering is vorig jaar door het Europees Comité voor Sociale Rechten veroordeeld – in een lijvig rapport van maar liefst 52 pagina’s – wegens een gebrek aan standplaatsen voor woonwagenbewoners en uitsluiting en uitwijzing van woonwagenbewoners door gemeenten. België schendt daarmee het Europese Sociale Handvest, oordeelde het comite. Volgens Tom de Booij en Jan Schneider is de situatie in Nederland vergelijkbaar met die in België. Zij willen zich er nu voor inzetten om ook het Nederlandse beleid veroordeeld te krijgen. Onder meer wegens discriminatie en het niet garanderen van “huisvesting aangepast aan de noden van de families”
